Van plaatopname tot kathedraal
Toen ik een jaar of 6 was verscheen er bij mijn nonkel plots een keyboard in huis. Alleen, toen heette zo’n ding nog een “elektrisch orgel”. Met de wijsvinger op de toetsen en met nummertjes in plaats van noten op een balk lukte het om een “herkenbare” melodie te produceren. Enfin, ik wist in elk geval zelf wat ik probeerde te spelen.
Ten huize Vereecken gold één regel: je mag doen wat je wil maar je doet het wel grondig en met al je inzet. Dus toen ik vroeg om zo’n “elektrisch orgel” was het antwoord: eerst een jaar muziekschool en dan zullen we zien. Om eerlijk te zijn was dat jaar niet zo’n succes. Er waren immers enorme wegenwerken in de straat van de Muziekacademie en we vonden het veel leuker om in de zandbergen te gaan spelen dan naar de (saaie) notenleer te trekken. Het muziekonderwijs is intussen gelukkig totaal anders geworden want ik weet zeker dat veel talentvolle kinderen afhaakten omdat in de muziekscholen van toen de nadruk lag op “school” en niet op “muziek”. Hoe het lukte weet ik nog steeds niet maar ik slaagde in het eerste jaar. Ik mocht een instrument kiezen.
Ongeveer in diezelfde periode hoorde ik bij een bezoek aan vrienden van mijn ouders een plaatopname van de beroemde Toccata en Fuga. Ik kon het nauwelijks uitspreken maar ik was overdonderd. Organisten wereldwijd noemen die Toccata en Fuga in re klein (BWV 565 voor de kenners) wel eens smalend “de epidemische”. Het is hét stuk bij uitstek waaraan iedereen denkt die de term “orgelmuziek” hoort. De epidemische dus. Misschien zelfs niet eens oorspronkelijk voor orgel geschreven - daar bestaat discussie over - maar zonder meer een indrukwekkend stuk muziek.
De zeer traditioneel ingestelde muziekschool wou van het elektrisch orgel niet weten maar “normaal orgel” was wel een optie. Orgelleraar Jan Van Landeghem, vroeg in zijn carrière en nog niet bekend als componist, wist me vanaf de eerste les de liefde voor het orgel bij te brengen.
Sinds die eerste lessen is er veel tijd verlopen maar de liefde voor het orgel is gebleven. En naarmate mijn orgelspel beter werd groeide ook mijn kennis. Eerst over het orgel zelf, dan over de techniek van het componeren, en tenslotte over de geschiedenis van de muziek.
Omdat de cultuurwereld me nauw aan het hart ligt was ik meteen bereid om bestuurder te worden bij deSingel en later bij AMUZ waar ik meteen ook gevraagd werd om voorzitter te worden. Beide instellingen behoren tot de culturele kroonjuwelen van onze stad en ik beschouw het als een ongelofelijke eer en een voorrecht om het bestuur van deze organisaties te mogen ondersteunen en helpen.